2


Vertederd keek de heer De Bruin het kindje na: "kijk, daarom moeten we het milieu schoon houden: voor de toekomst van de kinderen. Jij zou ook eens de auto moeten laten staan." Ook dat nog, dacht hij geërgerd. Hij keek demonstratief naar buiten, laat die De Bruin zich toch met zijn eigen zaken bemoeien. De tram reed langs het concertgebouw toen hij onverwachts en voor het eerst die dag glimlachte, hij draaide zich om en vroeg: " Meneer De Bruin, kan ik vanmiddag met u over mijn werk spreken" . De heer De Bruin fronste, maar knikte toch: "Dat is goed, kom om 2 uur op mijn kamer."

"Neem mijn fiets maar, dan hoef je het kinderzitje niet los te maken" , riep zijn vrouw hem na toen hij de deur achter zich dichttrok en weer naar zijn werk ging. Hij had tussen de middag zijn auto naar huis gebracht en lekker thuis geluncht.

Buiten zwaaide hij naar de rode Opel-rekord die kwam aanrijden; hij was al een tijdje heimelijk verliefd op zijn buurvrouw van 52, 3 hoog. Hoewel hij niet zoveel tijd had hielp hij haar met uitladen. Hij droeg een stapel hout naar haar bergruimte en tilde die boven zijn macht op de planken die daar al lagen. Een pijnscheut schoot door zijn rug, maar het "hartstikke bedankt, hoor!" van de buurvrouw vergoedde veel. Een beetje blij van binnen reed hij met een hoeraatje het trottoir af. Zijn plannetje vanmiddag ging zeker lukken, hij voelde het. De fiets van zijn vrouw had versnellingen, zo kon hij met een trage pedaalslag toch een hoge snelheid bereiken: een machtig gevoel.

Hij keek op zijn horloge, vijf voor twee. Hij moest zich nog haasten, de heer De Bruin was heel stipt en hield er niet van dat mensen te laat kwamen, dus versnelde hij nog eens extra.

Hij begon te zweten en zijn overhemd voelde onprettig klam aan. Eén minuut voor twee draaide hij met een ruime bocht, hij reed nu heel hard, het Frederiksplein op. Zijn wielen bonkten de trambaan op. Hij probeerde terugtrappend te remmen, maar hij ondervond geen enkele weerstand, de fiets had handremmen. Hij verloor zijn evenwicht en kwam gevaarlijk dicht bij de tramrails: hij reed al op het randje van het ijzer.