DE KAT


De kop rechtop - een sfinx.
De ogen lichtjes toegeknepen -
een filosoof.
Een lustobject
als traag het lijf wordt uitgerekt.
Hij strekt zijn poten
draait zich soepel om.
Een zwarte schim
en in de gele ogen
een tijdeloos verlangen.
Hij geeuwt en laat een kreuntje horen.
Uit de bek en van de trotse kin
loopt, bij gedachten aan
de duif op 't dak en
de spekjes in de pan,
een drupje kwijl
het zachte vachtje in.

(c) tekst: Truus Harkes