2


Temidden van de
enkeldiepe modderpoelen
op de centrale open ruimte
van het dorp houd ik halt,
zet mijn rugzak af en wacht.

In de zinderende sfeer
beweegt bijna niets,
alleen achter de eerste huizen
schieten mensen heen en weer,
allen
met een verkrampte grimas
op het gelaat.

 

Dan, vanachter me,
bestormen de sterkste mannen en jongen,
bewapend met knuppels en gereedschap, mij.

Met de waanzin in de ogen
en verbeten gelaat
proberen ze zo hard ze kunnen,
waar mogelijk me te raken.

Zodra ik bloedend, gereten
en gebroken ben
overwint
de angst hun agressie.
Ik zink in de zwarte poelen modder
die zich mengen met mij.