2


Soms zit hij tijdens het middageten alleen maar naar die klok te kijken. Zijn oma brengt hem broodjes en hij zit op de grond voor de klok en in zijn handen houdt hij wat speelgoed, de rest ligt om hem heen. In een vast tempo kauwt hij het brood, precies op de maat van de slinger. Stap voor stap lopen zijn gedachten verder van hem vandaan. Naar verre oerwouden, koude polen, droge steppen. De slinger als de gids over kronkelige bergpaadjes, zoals in boeken van zijn vader nieuwe gebieden worden ontdekt.

TIK, TAK, TIK, TAK.

Als het tien voor één is, moet hij terug naar school. Zijn oma pakt zijn jas en tikt hem op de schouder, 't is tijd.
's Winters, zoals nu, buiten altijd eerst die schrik van de koude. De knuisten diep weggedrukt loopt hij over het grindpad naar de straat. Linksaf. Hij verschuilt zich in het struikgewas tot Pieter van de buren voorbij is. Het is een vervelende jongen en hij loopt liever niet met hem naar school. Pieter loopt de hoek om, kijkt wat om zich heen; die heeft zeker zitten wachten tot hij naar buiten kwam. Voor de zekerheid wacht hij nog even tot'ie weg is.

TIK, TAK, TIK, TAK.

De paardetram maakt zich uit de voeten, hij loopt er achteraan en zet het op een lopen. Hij kan de tram even bijhouden, dan moet hij de hoek om naar links. Hij blijft stil staan voor de ruit van de smid. Zaterdag 's middags na school blijft vaak bij de smid kijken. Hoe die paarden beslaat, hekwerken krult of een fiets repareert. Het is een overweldigende atmosfeer van macht. Een zware hamer, gloeiend heet vuur, een dikke sterke meneer en de geur van zweet, ijzer en paarden. Hij moet oppassen dat hij niet te lang blijft staan voor de ruit. Om één uur gaat de deur van de school dicht en oh wee als je te laat bent. In de verte kan hij de kerkklok zien. Nog twee minuten, hij moet voortmaken.

LINKS, RECHTS, LINKS.

Bij de straat voor de school moet hij heel goed uitkijken, al die fietsers rijden tegenwoordig steeds gevaarlijker, heeft zijn moeder gezegd. Haastig steekt hij over en hij holt het