BUS 15





M.'s ogen staan nadenkend. Zijn gezicht zit vol met sproeten.

Hij heeft een knap gezicht. Ik zie het van de zijkant als hij met de barman praat. Het ontroert me en ik wordt er opgewonden van. Ik wil het hebben, vasthouden en innemen. Het is een lang gezicht met een grote, rechte neus. Ik ken het zo goed. Als ik het zie, voel ik het. Het zit in mijn cellen. Ik heb citroensiroop gekregen van de barman. Ik mocht eerst proeven. Het smaakt naar echt citroensap. Naast me hebben twee blonde meisjes het over hun vriendjes. Voordat M. kwam luisterde ik naar hun gesprek.

Ik had M. achtergelaten in zijn fauteuil. Hij zat daar al de hele avond. Hij keek toe hoe ik mijn familie gedag zei en hij zag hoe ik bleef hangen aan de deurknop. Dat is wat hij zag. Hoe mijn arm naar achter gebogen werd en hoe mijn moeder even langs mijn gespannen lijf streek. Maar hij reageerde niet toen ik hem streelde. Ik zat naast hem op de grond en streelde hem over zijn benen en zijn kruis. Toen ben ik naar de bar gegaan en hij is ook gekomen.

Hij gaat naar de wc, maar ik hou hem tegen. We hangen tegen elkaar aan. "Misschien vrijen we verkeerd," zeg ik. "Vrijen is sport," zegt hij. Golfspelers, voetballers. "Vrijen is oorlog," zeg ik. M. lacht. Het is onuitspreekbaar.

"Ik ga," zeg ik na een tijdje. Ik loop naar de bushalte. M. loopt een andere weg op naar een bushalte verderop. Waarschijnlijk neemt hij bus 15; net als ik.

(c) tekst: Truus Harkes

Terug naar de index van teksten

 


Ongewijzigd sinds 1 oktober 1996
© Marten Hoekstra
Onderdeel van
http://www.xs4all.nl/~marten