HET ONRECHT





Herrie op straat lokte me het winkeltje uit. De leider van de demonstratie passeerde net onze stoep. Zijn schreeuw kletterde tegen de ruiten. "Eerst de discriminatie van de zwarte, toen van de vrouw en nu van alles dat van buiten komt!" De smalle winkelstraat was plotseling vol met mensen. Marc, mijn broertje, trok me enthousiast mee. Angstig haakte ik in bij mensen die in een kring zongen en lachten terwijl ik huilde om het onrecht. Door mijn snikken hoorde ik eerst de sirenes niet, maar plotseling renden we door de regen.

Buiten het centrum en voorbij de slagbomen waren we op eigen terrein. Degenen die nat waren verborgen zich bij degenen die droog gebleven waren. Ze kropen bij elkaar in grauwe tentjes.
Het waren mensen met lange haren en wijde kleren. Ik zag een jonge man zijn vrouw afdrogen in een lelijk eendje. Hij droeg haar naakt het tentje in. Zij waren buiten gevaar. Marc ging helemaal op in het gezelschap. Ik zag mensen hem aanstoten en beduiden dat hij zich over mij moest ontfermen, maar hij vergat het steeds. Ik liep langs een agent in burger die zijn bast afdroogde met zijn hemd. Hij stortte zware dreigementen uit over een rij tentjes waardoor ze in elkaar zakten.
Ik vluchtte terug naar de winkel. Moeder was bezig af te sluiten, maar kreeg de sleutel niet in het slot. Vaders stem klonk jennerig: "Je gaat zeker vreemd met Gijs." Moeder zei zacht: "Hij is raar, hij is in de war."

We gingen in de auto naar huis. Vader zat achter het stuur en babbelde onzin. Moeder zei: "Hij is in de war." Ik zei: "Ja, hij is echt in de war." en voelde de angst. Op de brede snelweg riep hij: "En meisjes, waar moeten we heen?... Juist, daarheen." en sloeg rechtsaf waar we links hadden gemoeten. We reden een winkelcentrum in en strandden op een voetgangersgebied. Vader pestte ons met de situatie. Moeder herhaalde steeds: "Hij is erg in de war." Ik zei: "We gaan lopen; ik weet de weg. De auto wordt wel weggesleept." Het was een mooi, ruim voetgangersgebied met glanzende roltrappen en veelkleurige galerijen. Het was er druk. We gingen twee roltrappen omhoog en kwamen op een platform met uitzicht op de winkelhallen. Langs de balustrade van het platform hingen pinguins met bevroren poten aan stangen. Het was een attractie voor toeristen, maar niemand scheen op hen te letten. Ze hingen met treurige blik op hun kop en zo nu en dan viel er één. Ik kon zien dat dat pijn deed. Aan het andere eind van het platform gooiden toeristen grote bevroren vissen in een waterval.

We moesten terug, maar toen ik de roltrap afging zag ik een bekend gezicht naar boven komen. Vader zou met deze man weer ruzie krijgen. Ik vertelde moeder dat het onvermijdelijk was en ging alleen weg.

(c) Truus Harkes

 

Terug naar de index van teksten

 


Ongewijzigd sinds 1 oktober 1996
© Marten Hoekstra
Onderdeel van
http://www.xs4all.nl/~marten