3


Vanuit zijn kantoor keek de heer De Bruin uit over de straat.

Het was twee uur geweest, zijn ondergeschikte zou te laat komen, dat maakte het gemakkelijker om ook deze keer weer loonsverhoging te weigeren. Een zwarte Mercedes reed met hoge snelheid voorbij. De heer de Bruin keek de auto na en zuchtte, hij vond ze een gevaar op de weg, die taxi's. Aan het eind van de straat kwam een fietser veel te ruim uit de bocht, reed de trambaan op, begon te slingeren en raakte met zijn wiel in de rails. De fietser kneep de handrem vol in en het voorwiel blokkeerde. In een reflex wist hij zich naar opzij af te zetten en hij kwam net naast de aanstormende taxi op de grond neer. De fiets sloeg over de kop, recht op de taxi af.

Hij had haar meegenomen om de heer De Bruin te vertederen en te overtuigen van het nut om hem opslag te geven. Ze heette Linda, ze was zijn dochtertje van vier en een schattig klein meisje met een mooie blonde paardestaart. Ze zat klem in het kinderzitje op het stuur en haar hoofdje raakte de zwarte taxi precies midden op de grill.

Heel even was het dodelijk stil in de werkkamer van de heer De Bruin, toen klonk er een doffe dreun.

(c) tekst: Marten Hoekstra