1


IN DE KROEG

 


Op een zekere avond in een kroeg stond een meisje op om naar de wc te gaan. Ze liep overdreven zeker omdat ze dronken was. Ze hield wijselijk afstand van de deurposten die ze tegen kwam. Uit het damestoilet kwamen twee dikke mannen met baarden en leren jassen. "Zaken...", zei de een en grijnsde. Ze plaste en keerde terug naar haar drankje. Haar ogen draaiden alle kanten op, maar de tafel bood vastigheid en er lagen sigaretten op. Ze werden overschaduwd door de ruggen van twee leren jassen, dus die zouden er wel wat mee te maken hebben.

Dat weerhield haar er niet van om er één te pakken. Ze vroeg vuur aan een man aan de bar en viel terug op haar stoel.

Vaag glimlachend keek ze naar de mensen in de kroeg. Ze waren lelijk, dik en veelal over de veertig. De man aan de bar had bleek haar en een bleek, pafferig gezicht. alles wat hij zei begeleidde hij met domme grimassen, knipogen en fronsen. Al met al nogal afstotelijk. Hij had echter een aansteker waar ze nogmaals gebruik van maakte om de tweede sigaret die ze uit het pakje peuterde aan te steken. Het was een vriendelijke man; hij bood haar iets te drinken aan. Ze vroeg om een jonge en leunde moeizaam tegen de bar. Ze zei: " Zeg, kom je bij het tafeltje zitten, anders val ik om." Ze gingen aan het tafeltje zitten.