3


Haar wenkbrauwen hadden hun hoogste punt bereikt, haar mond hing open. Toen ze zich bewust werd van het stompzinnige van haar gelaatsuitdrukking klapte ze haar kaken op elkaar en zei:
-Jullie zijn gek.
Opeens waren de baarden heel dichtbij.
-Waar is Kleffe Karel zijn patatje gaan halen, siste nummer 1 tussen zijn tanden.
-Kleffe Karel, zoiets verzin je niet. Geweldig spannend allemaal, maar ik strompel 'ns op huis aan. Het is morgen weer vroeg dag.
Een hand klemde zich om haar arm.
-Vertel het ons nou maar meisje, je hoeft die pooier toch niet in bescherming te nemen.
De leren jassen omsloten haar als een kordon sanitaire.

Van de buitenwereld drong plotseling een andere stem tot hen door: "Ze laten die homo er met het poeier vandoor gaan en zitten zich in een kroeg op te geilen aan een dronken grietje. Is dit mijn personeel?" Voor hen stond een lange man in een grijze regenjas. Op zijn hoofd had hij een gleufhoed en in zijn mondhoek bungelde een dunne sigaar.
-Ze heeft met hem gesproken, boss, vertelde nummer 2.
-Ja, z'n ouwe moer ook. Het kind heeft er niks mee te maken. Kom mee allebei; ik weet waar hij zit.

Ze stonden moeizaam op en liepen achter hem aan de deur uit. Het was in ene een stuk leger in de kroeg. De barman bracht haar een jenever. "Je laatste, dan moet je maar eens gaan slapen."

(c) tekst: Truus Harkes