1


't Is tijd, ouwe


TIK, TAK, TIK, TAK, TIK, TAK.

Langzaam, heel langzaam heft hij zijn rechterhand op, hij beweegt zijn arm traag naar het kopje toe. Als hij zich concentreert kan hij de gewrichten horen kraken, die draaien al jaren zonder smering. Hij pakt het kopje, het trilt.

TIK, TAK, TIK, TAK, TIK, TIK.

Hij voelt de degelijke dikke rand tegen zijn tanden slaan.
Kunststof op kunststof. De warme drab zakt. Als lucht in een long vindt het alle uithoeken van zijn ingewanden, alle groeven in zijn gelaat.

TIK, TAK, TIK, TAK.

De rechte, zwarte wijzers van de klok bewegen zich gestaag langs de markeringen. Vijf over twaalf. Hij hoeft zijn ogen niet eens te sluiten om de no-nonsense-design ziekenhuisklok te laten verdwijnen en plaats te laten maken voor de oude staande pendule van zijn oma. Kunstig versierde en goudgeverfde wijzers banen zich met duidelijk hoorbare schreden een pad langs de krullerige handgeschilderde getallen.
Op het witte behang van de muur verschijnen de contouren van de diepbruine kast van het uurwerk. Achter een raampje, ook met versiering, beweegt de slinger heen en weer.

LINKS, RECHTS, LINKS, RECHTS.

Hij zou er uren naar kunnen kijken. Het hoofd wiegend. Slag voor slag, elke precies gelijk aan de vorige, maar iedere weer nieuw en nadat hij geslagen heeft voor eeuwig verdwenen.