Het is een troep. Wat doen we hier
The Distortions, Op z'n hondjes
In Abcoude is niks te beleven. Het is er rustig, een paar schilderachtige bruggetjes, een aardig kerkje en een uitgesproken truttig gemeentehuis. Daarom is Abcoude zo populair bij bruidsparen. Bij mooi weer glanst de Gein lieflijk in het zonlicht. Eendjes converseren op beschaafde toon, loom hun rondjes draaiend. Het is natuurlijk vervelend voor oma met haar moeilijke voeten dat het centrum bestraat is met klinkers waardoor het gezelschap maar langzaam vordert.
Abcoude is door Onze Lieve Heer geschapen om zijn gelovigen te beproeven. God moet die dag echt een kuthumeur gehad hebben. Wel een snackbar, maar geen nestje pukkelige pubers met Vespa Ciao's voor de deur; wel een telefooncel, maar geen winkel die spuitbussen verkoopt waarmee een creatieve jongeling zijn onvrede kan uiten. De telefooncel werkt. "Bah" staat er in keurige letters. Ik heb de generatiekloof wel eens krachtiger horen verwoorden.
In Abcoude zijn de keuzes eenvoudig: òf je slaat de hand aan jezelf òf je verhuist naar Amsterdam. Dat laatste had de aanstaande vrouw van mijn beste vriend dan ook gedaan. Na een paar wilde maanden had ze hem aan de haak geslagen en Eisso's plaats aan onze vaste tafel in het café bleef steeds vaker leeg. Anita deed aan tapdansen en hield van ballet. Na haar vangst had ze haar drankgebruik drastisch verminderd en bleef ze thuis op de bank zitten met in de ene hand de afstandsbediening en in de andere een doos Belgische bonbons.
Toen Eisso mij een half jaar geleden vroeg of ik eventueel wilde getuigen bij een eventueel huwelijk was hij dronken en ik ook. Nu, zwetend in een gloednieuw pak, voor de ingang van het gemeentehuis, schiet een opmerking van Anton me te binnen: "Tja, vroeger ging je gewoon bij ze langs. We dronken de koelkast leeg en sloegen een gat in de wijnvoorraad. Dat zal niet meer gebeuren. Nu moeten we op visite en worden er om een uur of elf uitgezet." De huwelijksdag is tot op de minuut gepland; het lijkt wel een scenario voor de Golfoorlog. Ik had er gisteren met Anna, Jacob en Anton nog hartelijk om kunnen lachen. We waren klaar met repeteren en Anna had nog een paar aanvullingen op het draaiboek bedacht. Het omzetten van wegwijzers, het strooien van kraaiepoten op de route van de auto, het spoorloos laten verdwijnen van de batterijen uit de electrische tandenborstels van het gelukkige paar en het laten zinken van het VOC-schip waar de fotograaf de mooiste dag van hun leven zou vereeuwigen. We hadden een terrasje opgezocht en tot diep in de nacht gedronken. Ze wensten me sterkte morgen en het sjouwen met de gitaren en versterkers zou wel lukken. "Ga jij nou maar lekker getuigen en dan blazen we 's avonds het dak van de Koningszaal af."
Wat moesten we in godsnaam doen op die bruiloft? Iets lulligs, dat stond vast, maar wat. Tijdens de uren durende praatsessies met Anton en Jacob, pakte de eerste op een gegeven moment altijd zijn gitaar. Een liedje dus. Anton speelde een beetje bas, want zo'n ding had hij ook en Jacob had net voor tachtig piek een electrische gitaar op de kop getikt.
Nou, dan zou ik wel zingen, had ik gezegd en daar had ik meteen spijt van. Kon ik dan zingen? Nee, maar wat maakt het uit. Als we maar een hoop herrie maakten, dan viel dat niet zo op. Laten we de Stooges nemen, had Anton gezegd, met als refrein "Nu wil ik je nijlpaard zijn". Doe niet zo stom, dat vind je fijn, had ik gerijmd. Precies.
De fotograaf doet er uren over. In steeds andere samenstellingen moeten mensen op de gevoelige plaat. Eerst Eisso en Anita, nu officieel man en vrouw, de naaste familie, de niet zo naaste familie, vrienden en bekenden. De ijsboer doet goede zaken, maar ik wil geen ijsje. Ik wil bier, koud en veel, en snel. Bovendien kan ik dan tenminste zitten. Mijn nieuwe schoenen heb ik stom genoeg nog niet ingelopen en dat wreekt zich nu. Mijn hielen schrijnen en ik besluit om na aankomst bij de Koningszaal van Artis naar huis te gaan om mijn vertrouwde schoeisel aan te trekken. En dan kan ik eventueel nog dansen ook, hoewel er een combo met een hoog AVRO-jazz-gehalte ingehuurd schijnt te zijn. Twee dagen geleden had Fred mij opgebeld met de mededeling dat dit combo zonder gitaren, laat staan electrische, musiceerde. We hadden even overwogen om het dan maar akoestisch te doen, maar nee, we zouden herrie gaan maken, zo'n distortion is een fijn ding, het publiek zou ons haten en bovendien speelt Anna tamboerijn en dat is al akoestisch genoeg. En het combo zou al twee uur voor aanvang een soundcheck doen. Tijd zat om de boel rustig in te stellen en het combo duidelijk te maken dat we toch echt hun zanginstallatie zouden gebruiken. Dat kon ik wel aan Jacob en Anton overlaten. Anna zou ongetwijfeld minstens een uur te laat komen, maar we zouden toch niet als eerste spelen.
Twee achtergrondzangeressen, want het oog wil ook wat, vonden Anton en Jacob. En dat moest ik regelen. Liefst in korte rokjes, zei Anton er nog bij. Anna en Helena vonden het een goed plan, zeiden ze, waarna de laatste prompt op vakantie was gegaan en zich bij terugkomst had bedacht.
De receptie vindt plaats in Koekenbier. Zo'n naam verzin je niet. De ingang zit midden in een verbouwing en enkele dames in het gezelschap schelden op de zandhopen en losliggende planken. Het interieur past bij de naam: bruinrode tafelkleedjes en sfeerverlichting. Handen schudden, zoenen en schouderklopjes voor het bruidspaar. De felicitaties schallen door de ruimte en een paar tantes pinken een traantje weg, terwijl ze Anita's jurk bewonderen. Het bier laat op zich wachten. Het draaiboek vermeldt koffie en dat zullen we weten ook. Fototoestellen flitsen als de bruidstaart wordt aangesneden. Dan eindelijk, eindelijk arriveert het bier. In bijzonder kleine glazen. Op het toilet trek ik even mijn schoenen uit.
Nog geen blaren, maar het scheelt niet veel. De familie stelt zich op in een keurige rij om het gelukkige paar de huwelijkscadeaus te overhandigen. Bakjes voor in de magnetron en verdomd, hij zit er bij: de keukenmachine met een heleboel hulpstukken. Een jochie van een jaar of acht sjokt moedeloos langs familie, vrienden en bekenden om hen het gastenboek te laten tekenen. De zweetplekken staan onder zijn oksels. Hij komt niet op het idee om zijn colbertje uit te trekken. De sfeer is landerig. Het is veel te warm om uitbundig te doen, behalve dan die ene tante die mij tijdens het plaatjes schieten voor het gemeentehuis vroeg wat mijn favoriete biermerk was. De Koninck, had ik geantwoord, iets wat kennelijk niet de bedoeling was. En als ze dat niet hebben? Dan maar Grolsch, had ik gezegd. Toen had ze op bekakte toon gelachen. Nooit gedacht dat mensen dat konden, bekakt lachen, maar zij kreeg het voor elkaar. Ze had niet gemerkt dat haar ijsje over haar mouw drupte.
Op de eerste repetitie kwam Anna maar een half uurtje te laat, nog voor Anton. Een tekst, dat moest geen probleem zijn, maar dat viel tegen. En hoe noemen we ons? Tja, laten we eerst nog maar eens wat te drinken nemen. Dat hielp, de groepsnamen vlogen over tafel, maar de tekst schoot niet erg op. Het eerste couplet, of nee, de eerste regels daarvan stonden vast en het refrein was makkelijk. De repetitie was geëindigd in meligheid, waanzin en chaos. Het was gezellig geweest en we hadden nog alle tijd. Ja toch?
In het restaurant, het volgende onderdeel van het draaiboek, komt de stemming er niet echt in. Het eten is duur, maar lauw. De gedienstige ober loopt af en aan en vergeet na mijn eerste gebaar niet meer om mijn wijnglas bij te vullen. Elke gang kondigt hij in een heel apart soort Frans aan. De vader van Eisso heeft zich in een smoking gehesen en houdt een opwekkend bedoelde toespraak over de upgrading van Anita van woondochter tot schoondochter. Mijn hielen staan inmiddels in brand en op het toilet trek ik even mijn schoenen en sokken uit om mijn voeten te kunnen koelen onder de kraan. Het helpt, maar niet voor lang. Tussen de gangen door wordt geanimeerd over niets gepraat. Ik knik op de juiste momenten en glimlach een enkele keer. Niemand heeft door dat ik maar aan één ding denk: mijn halfhoge zwarte laarzen; soepel, ruim en ingelopen.
Op de tweede repetitie bleek dat Anna de aantekeningen voor het lied had. En die was er niet. Wat ik nog wist had ik in de computer gestopt en uitgedraaid, maar het was niet compleet, zeiden Jacob en Anton, die vonden dat ik Anna maar moest bellen. Stemming en inspiratie bereikten een dieptepunt en we hadden de tijd gedood met het bedenken van de smoes die ze deze keer zou hebben en wat we haar zouden aandoen. Toen ze eindelijk opdook bleek ze een briefje in de bus te hebben gedaan en dat hadden we niet gezien. Ze had aangeboden om bier en patat te gaan halen en de vrede werd getekend. Tot mijn verbazing voltooiden we ook nog de tekst.
In het taxibusje, waarin de getuigen naar de Koningszaal vervoerd worden, hou ik de schijn van conversatie niet eens meer op. Er dansen vlekken voor mijn ogen, niet zelden in de vorm van een laars. In een waas zie ik de grijnzende leeuwen bij de ingang. Ik wankel op Anton af en maak hem duidelijk dat ik zijn fiets wil lenen omdat en wel nu. Hij begrijpt en een paar minuten later volgt de catharsis. Koel water, andere sokken, laarzen. De pijn is als bij toverslag verdwenen. En Anna ook, zo ontdek ik als ik een biertje drink aan de bar in de Koningszaal. Ze is zich gaan verkleden en is zo terug, volgens Anton, iets wat Jacob en ik betwijfelen.
Een tweede versterker kon geen kwaad, vond Anton, een paar dagen voor de laatste repetitie. Meer power en vooral meer herrie. De bovenburen belden na een paar minuten of het wat zachter kon. Bij nader inzien vond Anna dat ze toch maar niet zou zingen, behalve de refreinen dan, maar ze zou extra hard met haar tamboerijn te keer gaan om het goed te maken. Onze stemmen passen niet bij elkaar, had ze vakkundig geconstateerd en dat was dan dat. Jacob en Anton kregen ruzie over het intro. Volgens mij ... Nee, volgens mij ... We bedachten dat we nog geen cadeautje voor het paar hadden. Ze hebben alles al. Een fles drank dan maar. Whiskey.
Een half uur verstrijkt en vervolgens nog één. Ik neem nog maar een biertje. En nog een, en eentje om het af te leren. Ik bel Anna, maar die neemt niet op. Fred wil weten wanneer wij willen spelen en ik roep iets terug over een leadzangeres en Anton en Jacob en ik nemen nog maar een biertje en gaan voor de zoveelste keer naar de WC. Een jongen vraagt of we een combo vormen met die gitaren en zo. Fred vraagt of wij als laatste willen spelen. Nou en of, en we nemen nog een biertje.
Daar is Anna! Ze laat de verwijten geduldig over zich heen gaan en bestelt een biertje. Een goed plan, vinden Jacob, Anton en ik. Helpt tegen de dorst en de zenuwen en we hebben nog net tijd om een keertje naar de WC te gaan.
Iemand telt af en ik praat het intro vol over echt links, drugs en demonstraties. De eerste mensen gaan al iets achteruit, als Jacob de distortion inschakelt. Goed zo! Dat is de bedoeling. Ik zet het eerste couplet in en een zenuwtrekking gaat door mijn rechterbeen. Ik maskeer het door naar voren te springen. De toeschouwers deinzen achteruit. Terug jullie, terug. Een muur van geluid van de bas en de gitaar, het droge tikken van Anna's tamboerijn. Ik kan mezelf niet horen. In een flits zie ik dat de moeder van Anita haar handen voor haar oren slaat. Prima! De zaal vervaagt, ik kan alleen Eisso en Anita nog onderscheiden, op hun stoeltjes vooraan. Mijn microfoon gaat rondzingen en ik pak zonder pardon die van Anna. Het duurt eindeloos, die paar minuten.
En dan is het afgelopen. Ik sta aan de bar en bestel nog maar eens een biertje, omdat we klaar zijn en het goed is gegaan. De volgende ochtend ontdek ik blaren op beide hielen. De nieuwe schoenen liggen onschuldig in een hoek. Ik doe de gordijnen open. Het belooft een mooie dag te worden.
(c) tekst: Hans Werksman
Terug naar de index van teksten