Stormwind ragt de larven uit de wanden.
Het woedend zwarte oceaanwater
bijt het graniet tot grillige handen
en nog geen zielig sprietje groen staat er.
De hemel is enkel donker en grauw
soms doortekend, maar meestal egaal.
Her en der staat nog een enkel gebouw
leeg en vervallen zijn ze allemaal.
Het laatste wezen dat hier nog leefde,
tot de scheuren in zijn kleren kwamen,
zeeg neer op eeltige knieën, beefde,
vouwde dement zijn handen tesamen
en bad tot de oneindige geest: " Geef de
eindeloosheid prijs aan mijn eenzamen."
(c) tekst: Marten Hoekstra
Terug naar de index van teksten