Als de graven om de eer gaan strijden
en de doden op kamelen rijden
en mijn opvliegende aard zich
in de beek verdiept,
kan ik door mijn hand te heffen
een solide kubus treffen.
Als ik een bedolven karkas ben
en de zwarte bui geniet
en de bliksem, wind en dode buren
zich door mijn straten laten sturen,
zullen in haar gaten vallen,
ze is dodelijk verziekt.
Haar witte haren en haar zwart gelaat,
botten breken uit, het vlees vergaat.
(c) tekst: Marten Hoekstra
Terug naar de index van teksten