Ik rekte mij behaaglijk uit en schoof het gordijn open om te zien wat voor weer het was; hm, nog steeds kutweer. Ik deed het gordijn weer dicht en ging zuchtend op het bed zitten. Toch was er iets vandaag, iets bijzonders, zeker weten. Ben ik jarig vandaag ofzo, vroeg ik me af, en pakte mijn agenda. Nee, daar stond: "half elf, Marie!" Ik krabde me op 't hoofd; uitroepteken? Zo dol op mijn zuster ben ik nou ook weer niet; dat mens kwekt altijd maar door, over die geweldige vriend van d'r, over hun nieuwe huis, hun auto, hun mooiste liefste poezen van de wereld.... Hee, dat was het! Marie kwam vandaag het kleine katje brengen! Een van die mooiste liefste poezen had een nest jonkies gekregen en eigenlijk had ik er best eentje willen hebben; ik zit toch altijd maar alleen thuis en dan heb je nog een soort aanspraak aan zo'n beest, nietwaar? Maar voorlopig was de radio nog mijn beste vriend en luid galmend verdween ik onder de douche. Ik zou er vandaag eens piekfijn bij gaan lopen, dat dat beestje niet een verkeerde indruk van mij kreeg, zo'n eerste dag.
De bel ging net toen ik ingespannen mijn neushaar bij stond te knippen, dat zou je nou altijd zien. Kwart over tien pas; die zuster van mij is ook nooit eens een keertje op tijd. Ik schoot snel een broek aan en gilde 'ja ja!' naar de deur waar nu hard op gebonsd werd. Met een zakdoek onder mijn neus geperst zwaaide ik de deur open en begroette hartelijk de rug van Marie.
'Huu, ik schrik d'r van!' zei ze, 'ik dacht, die Herman is niet
thuis, ik heb eerst gebeld, en toen d'r niet werd opengedaan dacht
ik, nou de bel doet het zeker niet en toen heb ik nog op de deur
gebonsd en nou dacht ik ik ga maar weer weg, die is het vergeten en
ik kan dat beessie toch ook niet zolang in de kou laten zitten
weetjewel maarre, wat is er eigenlijk met je neus?' Ik mompelde vaag
iets over scheren en schoot mijn slaapkamer binnen om me in iets
decenters te hullen. Marie keek mij verbaasd na; ik sta niet bekend
wegens overmatige baardgroei, zal ik maar zeggen.
Ze ging de kamer in en zette de doos, die nu begon te piepen, op de
grond. "Zo, kom er maar uit, kleintje," zei ze, "maak maar snel
kennis met je nieuwe huis, he? Is het geen droppie?" tegen mij toen
ik weer te voorschijn kwam, onwennig aan m'n stropdas frunnikend.
"Waar is `ie dan?" vroeg ik; het beestje was natuurlijk zo snel het
kon in een donker hoekje gekropen om vandaaruit eerst eens rustig
zijn nieuwe wereld te bekijken. "Is het een hij of een zij?" dacht ik
een relevante vraag te stellen. "Een hij, dat had ik toch vorige week
al gezegd, over de telefoon, weet je dat niet meer? Wat ben je toch
een ... nou ja, laat ook maar. Hoe ga je hem eigenlijk noemen?" Ja,
daar had ik dus nog helemaal niet over nagedacht; eerlijk gezegd had
ik gedacht dat het katje wel een naam zou hebben, zo ondertussen, het
was toch al acht weken oud? Koortsachtig dacht ik na, en besloot dat
ik wel kon zeggen dat ik nog geen naam had omdat ik nog niet wist hoe
het katje eruitzag.
Ik werd gered door de telefoon. Ik verstond maar half wat er werd gezegd, maar begreep nog wel dat er iemand dringend Marie moest spreken; met uitgestrekte arm hield ik de hoorn in haar richting en mompelde: "voor jou." Ze begon opgewonden en uitgebreid te kwetteren; in de stiltes die vielen op momenten dat de ander er blijkbaar een speld tussen had weten te krijgen, hoorde ik de regen tegen de ruiten slaan. Het katje was nergens te zien. Iets bewoog in mijn ooghoek en trok mijn aandacht. Marie stond iets woest naar me te gebaren, maar ik begreep niet wat ze van me wilde. "Me tas!" siste ze met haar hand op het mondstuk van de hoorn, "geef m'n tas effe aan, ik moet m'n agenda hebben!" De tas stond naast me op de bank, en ik pakte hem op en gooide hem naar Marie, die pas keek op het moment dat de tas met veel kabaal op de vloer kwakte en zijn inhoud door de kamer verspreidde.
Met een rood hoofd dook ik op m'n knieën om al die volstrekt
onbegrijpelijke onzin die vrouwen altijd met zich mee schijnen te
moeten slepen weer in de tas te proppen, terwijl Marie op
luidruchtige wijze haar gevoelens over mij wereldkundig stond te
maken.
Dankzij mijn nederige houding ontdekte ik ook waar het katje zat; hij
had een grijs met zwart gestreept velletje met hier en daar wat wits
erin en toen ik mijn hand naar hem uitstak kroop 'ie nog verder weg.
"Ik noem hem Tijger", besloot ik.
Marie had de hoorn er weer op gelegd en liep de keuken in, waar ze al
snel weer uit tevoorschijn kwam; "waar heb je eigenlijk de kattebak?
En ik zie ook geen etensbakjes enzo, daar zou je toch voor zorgen?"
"Uhrm," begon ik, maar zij ging mopperend naar de hal en kwam terug
met haar jas aan en de mijne in haar hand: "hier, kom maar mee, we
gaan dat nu meteen kopen, anders komt er weer niks van of je koopt
het verkeerde ofzo, ik kan ook nooit eens wat aan jou overlaten." Ze
schoof met een driftig gebaar haar tas over haar schouder en beende
de kamer uit.
De dierenwinkel was gelukkig vlakbij; het goot nog steeds.
Marie bestelde gedecideerd een enorme hoeveelheid spullen; kattebak,
grit, etensbakjes, puppiebrokken, catmilk, speeltjes, en, na een
duistere blik op mij geworpen te hebben, het boek "Katten en hun
verzorging". En die hoeveelheid was nog niet zo erg, maar wat dat
allemaal wel niet kostte! Ik kreeg bijna spijt van mijn ondoordachte
wens een huisdier te willen hebben. Maar goed, ik sleepte alles naar
huis, zwaaide Marie uit en installeerde de hele boel in de keuken.
Het katje was inmiddels al wat driester geworden, en zat nu, midden
in de kamer, zo klein als 'ie was, zichzelf te wassen. Een piepklein
roze tongetje likte aan een pootje waar een veel te grote klauw aan
leek te zitten, en dat pootje smeerde vervolgens het spuug uit over
een bolrond koppetje met wijduitstaande oren.
Mijn hart smolt; wat een beestje! Nu kwamen die dure speeltjes toch goed van pas; ik zwaaide met een nep-muis voor zijn koppie heen en weer en zowaar, Tijger bleek over een jachtinstinct te beschikken! Al snel hompelde het katje achter de door mij gegooide muis aan, pakte 'm, viel om, lag op zijn ruggetje met alle vier de pootjes in de lucht en de muis tussen zijn tandjes, en was daarover zo te horen best wel tevreden. Hij kon zelfs spinnen!
Wij speelden samen zeer genoeglijk. Ik kroop op handen en knieën door de kamer, achter rollend speelgoed aan en zonder aan mijn mooie kleren te denken, wat mij trouwens net als vroeger nog verontrustend gemakkelijk afging, en ik beeldde mij in dat Tijger in mij niet alleen een vervangende speelkameraad, maar ook een moeder gevonden had. Dat kwam zo; toen hij moegespeeld was zette ik hem op mijn schoot en aaide hem. Hij zocht, oogjes dicht, naar een lekker plekje in mijn nieuwe overhemd en begon erop te sabbelen, daarbij duwende bewegingen met zijn voorpootjes makend. Zo viel hij in slaap. Ik durfde mij amper te bewegen, uit angst dat die kleine wakker zou worden. Het duurde wel lang, dat slapen, vooral omdat ik niks te doen had; ik kon niet bij de krant.
Mijn oog viel op iets glimmends dat half onder de stoel lag. Ik schoof en draaide heel voorzichtig tot ik erbij kon. Het was een langwerpig plat stukje metaal, met kleine korreltjes op het oppervlak, en aan een kant een soort handvat; het leek wel wat op een briefopener. Ik bekeek het ding aan alle kanten, totdat ik het ding herkende; het was zo'n ding dat vrouwen gebruiken om hun nagels te laten glimmen! Dat had ik vaak genoeg gezien op teevee. Ik manoevreerde mij in een wat gemakkelijker positie, er zorg voor dragend dat Tijger niet wakker werd, en begon aan de ongetwijfeld tijdvullende klus mijn eigen nagels mooi te laten glimmen; behoedzaam bewoog ik het voorwerp over mijn nagels, er maar meteen vier tegelijk pakkend, en bekeek het resultaat. Er zaten nu kleine schilfertjes op; ik deed vast iets verkeerd. Mijn bewegingen werden woester; met snelheid valt vaak een hoop goed te maken. Mijn nagels deden een hoop, behalve glimmen; eigenlijk deden ze voornamelijk pijn. Gekweld smeet ik het ding in een hoek.
Tijger werd wakker en begon klaaglijk te miauwen, of eerder: te
piepen, zo hoog was het geluid dat uit hem kwam.
Ik aaide hem voorzichtig over zijn kleine bolle koppie, maar het
scheen niet te helpen. Vertwijfeld tilde ik hem op en legde hem tegen
mij aan zoals je moeders weleens met hun babies ziet doen. Iets warms
en zachts viel op mijn hand, en toen wist ik waarom hij zo had
gepiept. Vloekend vervoerde ik mijn stinkende last naar de keuken en
propte hem in de kattebak. Mijn mooie kleren naar de maan! Anderzijds
het toch ook wel weer lekker om mijn gewone kloffie weer aan te
kunnen trekken. Ik duwde Tijger nog een paar keer in de kattebak om
hem voor eens en voor al te laten zien waar dat was en ging met het
nieuwe dure boek in de kamer zitten; ik wilde niet nog eens voor
onaangename verassingen komen te staan.
Na een tijdje krabbelde Tijger aan mijn broekspijp en ik tilde hem op
en zette hem op schoot, waar hij bijna onmiddelijk in slaap viel.
Het boek was bepaald leerzaam te noemen, en nog leuker was dat ik
het oefenmateriaal om zo te zeggen al bij de hand had. Zo leerde ik
bijvoorbeeld dat mijn Tijger van een ras was, dat Europese korthaar
genoemd werd; ik werd erg trots op die kleine bol wol die op mijn
schoot lag. Voorzichtig aaide ik hem terwijl ik verder las.
Ik telde nageltjes, keek onder 't staartje en voelde aan
fluweelzachte oortjes die een extra schubje bleken te hebben.
Het laatste hoofdstuk was erg verontrustend; het handelde over alle
mogelijke ziektes die katten konden krijgen; gelukkig bestonden er
tegen de meeste van die ziektes tegenwoordig inentingen en ik nam mij
voor binnenkort met Tijger naar de dierenarts te gaan om die te
halen; hij viel nu onder mijn verantwoordelijkheid en ik zou ervoor
zorgen dat hij opgroeide tot een grote en gezonde kater!
Tijger gaapte en rekte zijn kleine lijf uit, terwijl hij nog op mijn schoot lag. Vertederd aaide ik over zijn nu blootliggende buikje. Hij probeerde nu met zijn tandjes in mijn hand te bijten, maar ik haalde mijn hand niet weg; ik voelde iets vreemds daar! Met de ene hand Tijger plat tegen mijn benen drukkend veegde ik met de andere wat haartjes opzij en keek naar wat ik al gevoeld had; het was een donker, wratachtig ding dat daar zat. De schrik sloeg mij om het hart en snel bladerde ik naar het laatste hoofdstuk in het boek; daar had ik zojuist nog iets over gelezen! En jawel, met een tekeningetje erbij, het was het precies; die arme Tijger had, zo klein als ie was, nu al een teek te pakken! Wraakgevoelens maakten zich van mij meester; dat zou ik dat secreet van een Marie eens gaan vertellen, dat ze voortaan beter schoon moest maken en beter op haar huisdieren moest letten! In het boek stond ook hoe je zo'n teek diende te verwijderen; met wat alcohol en een pincet.
Die haalde ik, en legde mij, met het boek ernaast, toe op de zware taak het katje te bevrijden van zijn ongevraagde meeëter. Tijger spartelde nogal tegen, maar mijn hand was groter dan hijzelf en hij had weinig in te brengen. 't Is voor je eigen bestwil, knulletje, mompelde ik tegen hem, onderwijl gespannen een scheutje wodka op de teek gietend.
Nu een minuut wachten, totdat de teek loslaat en hem er dan met
het pincet uit trekken; erop letten dat de kop meekomt, anders groeit
het lijf gewoon weer aan, las ik, en deed wat gevraagd werd. De teek
zat behoorlijk vast, ik moest bijna geweld gebruiken om hem eruit te
trekken. Ik keek naar wat ik nu in de pincet geklemd hield; had ik de
teek met kop en al te pakken? Ik kon niets ontdekken wat daarop leek,
en bovendien werd mijn aandacht nogal getrokken door Tijger, die min
of meer aan het loeien was geslagen. Bovendien stroomde het bloed wel
erg rijkelijk uit het gaatje dat nu in zijn buik zat.
Ik veegde er een beetje met mijn zakdoek over, maar het hield niet
op. Toen bedacht ik dat het natuurlijk ontsmet moest worden en goot
er nog een beetje wodka op. Tijger begon te gieren, en ik moest aan
vroeger denken, toen mijn moeder, als ik mijn knieën weer eens
kapot had, er stoicijns jodium op smeerde, voor er een pleister op te
plakken. Ik haalde de rol pleisters en deed een pleister op Tijgers
buik, wat niet zo goed ging vanwege de haartjes en omdat hij mij weer
probeerde te bijten.
Tijdens het plakken voelde ik met mijn vingers nog zo'n ding! Ik
streek met mijn hand over zijn hele buik en kwam tot mijn schrik tot
de ontdekking dat Tijger blijkbaar acht teken had! Ze zaten trouwens
op wel erg regelmatige afstanden... Maar, Tijger had toch geen
tepeltjes, hij was toch een kater? Het bloed trok weg uit mijn hoofd;
ik had mijn nieuwe huisgenoot meteen de eerste dag al vreselijk
mishandeld! Ik moest onmiddellijk met hem naar de dierenarts!
Zenuwachtig zocht ik iets om Tijger in te doen en vond uiteindelijk
dat hij best wel in een oude sporttas kon; die gebruikte ik toch
nooit meer; ik had tegenwoordig zelf een wasmachine. Snel mijn jas
aan en met Tijger in de sporttas de deur uit. In mijn jaszak zat nog
het kaartje met het adres van de dierenarts, dat ik in de
dierenwinkel gekregen had; het was vlakbij, en met de tram zou ik er
nog sneller zijn. Ik rende naar de halte en zag de tram godzijdank
staan; ik versnelde nog eens en riep naar de man die als laatste in
aan het stappen was dat hij de deur voor me open moest houden, maar
hij liep zonder te kijken het trapje op.
Vloekend probeerde ik nog naar binnen te komen, maar de deuren sloten
zich al; ik kon mijn voet nog naar buiten krijgen en met een smakkend
geluid sloten ze zich, als in een laatste krachtsinspanning, en
gleden tingelend uit mijn verbijsterde blik weg.
Mijn sporttas zat klem tussen die vroeger altijd zo onschuldig ogende
deurtjes; ik kon de gedachte aan wat er op dit moment in die tas zat
niet verdragen en besloot dat dit allemaal nooit gebeurd was; ik ging
naar huis.
(c) tekst: Karin Houkes
Terug naar de index van teksten