Ik hield heel veel van haar.
En zij van mij.
Als we ergens geen van beiden aan hoefden te twijfelen, dan was dat
dit wel.
Eigenlijk was dat ook wel duidelijk vanaf de eerste ontmoeting. De eerste keer dat ik haar zag, was nu niet bepaald een romantische aangelegenheid. Zij had zich aan mij voorgesteld. Op haar uitnodiging was ik vervolgens op de heerlijke verstelbare stoel gaan liggen. Ook toen zij zich over mij heenboog, lag ik toch nog zeer gespannen. Vervolgens ging ze met de nodige haken en boren mijn gebit te lijf.
Zo liggend met mijn mond open was het enige wat ik kon zien haar gezicht. Ik vond haar mooi. Toch vond ik op dat moment vooral leuk dat zij zo'n grote bril droeg. Via de weerkaatsing van haar brilleglazen kon ik bijna precies zien wat zij in mijn mond aan het doen was. De behandeling duurde gelukkig niet lang. En echt, je bent heus niet in een romantische stemming na een tandartsbehandeling. Maar toen ik de deur uitging had ik wel met haar afgesproken op een nabijgelegen terras na haar werk.
Vanaf die eerste keer was het meteen raak.
Voor beiden van ons.
De eerste week belden we elkaar dagelijks. En zagen elkaar
dagelijks. Na een week beseften we beiden dat we eigenlijk nu al
waren gaan samenwonen. En dat we dat zo wilden houden. We schrokken
er beiden van. Dit was toch veel te snel? Dit kon toch niet goed
gaan? Maar na een maand woonde ze definitief bij mij. Het was geen
oprisping. We bleven verliefd. Ook toen we al meer dan een jaar samen
leefden. Natuurlijk waren er verschillen. Ik wilde haar hart. En zij
gaf het volledig. Zij wilde vooral mijn geest. Maar hoe ik ook wilde,
dat kon ik haar niet geven. Mijn hart wel. Dat was geheel voor haar.
Maar mijn geest bleef zijn eigen gang gaan. Mijn gedachten kon ik
uitspreken, maar dat werkte niet. Mijn geest bleef zijn eigen weg
gaan. Los van haar.
Dat stoorde haar.
Kleine spanningen deden zich voor. Spanningen die discussies werden, want mijn geest bleef ook tegen haar redeneren. De discussies werden ruzies. En die ruzies deden ons allebei pijn. We wisten beiden dat het eigenlijk om futiliteiten ging. Dat het onzin was. Maar de spanning bleef. Maar toch, na elke ruzie maakten we het snel weer goed. Onze liefde kon echt door niets kapot gemaakt worden. Ook niet door mijn geest. Ook al was mijn geest steeds weer met zijn eigen gedachten bezig, mijn hart hield hem stevig onder controle. Onze liefde werd ook geen moment kleiner. We wisten dat we elkaars hart volledig konden vertrouwen. En dat maakte alles weer goed. Ook als we elkaar weer pijn hadden gedaan.
Maar nu zal ik alles definitief goed maken. Ik zal een brief voor haar achterlaten. Waarin ik zal zeggen dat ik zielsveel van haar hou. Vervolgens zal ik mezelf ophangen, midden in de kamer.
En zo zal ze me vinden.
Ze zal dat nooit kunnen vergeten en mijn geest zal altijd bij haar
zijn.
(c) tekst: Mark van Dongen
Terug naar de index van teksten