Mitt'n mommy, there's an aeroplane up in the sky....

Pink Floyd, The Wall




Het was een herfstige namiddag in de stad; de winkelende massa begon al uit te dunnen en de cafees zaten vol met vermoeide dames met grote plastic zakken vol spiksplinternieuwe overbodigheden. Dat was nou minder geslaagd, want nu konden wij er niet meer gaan zitten, met al onze plastic zakken; vooral mijn moeder had zich weer helemaal laten gaan, en bezweek bijkans onder de zware last, zodat ik mij genoodzaakt voelde een deel van haar tassen over te nemen. Mijn oma had als gewoonlijk alles met een zuinig mondje bekeken en bevoeld zonder iets te kopen en daar had ze, als gewoonlijk, nu spijt van; ze dreinsde dat ze toch dat ene truitje had moeten kopen en of we niet nog even terug konden gaan? Wij waren haar gezeur inmiddels meer dan zat en waren onverbiddelijk: nee, we gaan NU ergens koffie drinken en daarna naar huis; wetend dat als we inderdaad teruggingen, ze het alsnog niet zou kopen omdat het toch anders was dan ze zich herinnerde, zo ging het altijd.

We waren al kiftend bijna bij de Dam gekomen toen ik het geluid hoorde; een hele lage zoemende toon, alsof er een enorme bromvlieg rond de lamp cirkelde en er af en toe tegenaan vloog; dan haperde het geluid even. Ik begon om me heen te kijken waar die kelereherrie in vredesnaam vandaan kwam, maar ik zag niks. Het geluid werd steeds harder, tot een werkelijk ondraaglijk niveau. Iedereen op straat stond nu stil met de tassen tegen de benen geleund en de handen tegen de oren gedrukt. Wat was dit? Het antwoord kwam letterlijk uit de hemel. Voor mijn ogen boorde een royaal formaat vliegtuig zich in de gevel van Peek en Cloppenburg en viel toen met een onvoorstelbare dreun midden op de Dam.

De stilte was ineens verbijsterend. Wat ik zag ook; er waren mensen verpletterd, ik zag plotseling brokken mens, overal lag bloed en nu begonnen allerlei mensen te schreeuwen. Ik moest hier weg, er zou zeker een explosie komen, eigenlijk zou dat elk moment kunnen gebeuren. Ik trok aan mijn oma en moeder, dat ze mee moesten, nu, maar mijn oma viel en was niet meer in beweging te krijgen. Mijn moeder begon te gillen en rende met haar armen zwaaiend de menigte in. Ik draaide me om en begon weg te rennen, huilend, maar het was zwaar, het was alsof mijn benen niet wilden bewegen, alsof de tijd was veranderd in slow-motion.

Het was pas half vier. Ik ging eruit en schonk mijzelf een glas melk in in de keuken. Altijd die nachtmerries over vliegtuigen, belachelijk. Volgens mijn moeder scheen ik als heel klein kind al bang geweest te zijn voor die dingen; telkens als ik er een over ons huis zag vliegen, ver weg, kroop ik onder de bank en was er niet onder vandaan te krijgen, of ik zette het op een brullen. In een poging tot geruststelling vertelde ze dan dat die vliegtuigen eigenlijk heel groot waren en nooit in ons huisje zouden passen, zodat ik niet bang hoefde te zijn. Veel had dat blijkbaar nooit geholpen, dacht ik terwijl ik naar het uitzicht keek dat er nog steeds vredig bij lag. Ik begon het inmiddels koud te krijgen en ging maar weer eens terug naar bed. Mijn plek was nog warm. Alweer soezerig bedacht ik dat ik morgen lekker lui en zondags zou gaan cocoonen in mijn eigen veilige Bijlmerflatje.

(c) tekst: Karin Houkes

Terug naar de index van teksten

 


Ongewijzigd sinds 1 oktober 1996
© Marten Hoekstra
Onderdeel van
http://www.xs4all.nl/~marten