DE MONNIK





Vanaf de duinen van Schiermonnikoog overzag hij het uitgestrekte strand en dan de zee. Het was niet helder. De wind joeg slierten zand over het strand de zee in. Hij neuriede en tuurde naar de horizon. Hij stond daar al lang met zijn handen in de wijde mouwen van zijn pij gestoken. De wind woei de punten van zijn halsdoek naar de zee. De pij en de doek waren van grijze stof. Het was de kleur van de kledij van de monniken van het eiland. Schier, de kleur van de nederigheid. Het was de kleur van het stof waarin de monniken zich bogen en het was de kleur van de hemel en de zee die hen omringde.

Hij was een schiermonnik en geloofde in de terugkeer van het Licht der Wereld. Hij geloofde dat het uitgerekend die dag zou terugkeren. Daarom stond hij op het duin, zijn pij wapperend in de wind, en tuurde over zee. Naast hem stond een ovalen, aluminium koffertje.
De wind deed hem goed. De afgelopen maanden had hij binnen de kloostermuren doorgebracht. De ochtenden had hij roerloos gestudeerd op een werk over het Licht. De middagen had hij zich uit de Bijbel laten voorlezen in de kapel waar de akoestiek een normaal mens tot waanzin dreef, maar waar een monnik de ware stem van God in zijn hart kon laten doordringen. Verder had hij zoveel gebeden en gemediteerd dat zijn huid zo grijs als zijn pij was geworden.
Het boek dat hij bestudeerde, bevatte aanwijzingen over de bedoelingen van God met de wereld. Daarmee had hij uiteindelijk de exacte tijd kunnen vaststellen van de terugkeer van het Licht der Wereld. En het zou hier gebeuren.

Het liep tegen het einde van de middag. "Kom,ja... kom!!" riep hij uit. De wind wakkerde aan. Plotseling werd hij aan de horizon een verandering gewaar. De hemel kleurde er van grijs naar roze. Langzaam nam de lichtsterkte toe en hij zag hoe het water goud spiegelde. Begeesterd wierp hij zijn armen in de lucht. "Licht der wereld, Illuminas Mundi." Hij knielde naast het koffertje en opende het deksel. De bodem was gevuld met een kristallen vloeistof die verblindend schitterde. In het midden stond een fitting van waaruit hij een antenne omhoog trok. Aan de horizon werd het licht feller en feller. Hij richtte zich weer op en strekte zich uit naar de lichtbron. Het groeide en kwam dichterbij. Hij zag het. Hij was getuige van de komst. Hij zou het Licht der Wereld vangen en het naar de mensen brengen. Hij was een boodschapper van God.

De wind blies door zijn pij en joeg de wolken uiteen. De zon brak door. Hij liet zijn armen zakken en keek. De zon kleurde naar oranje-rood en zette de golven in vuur en vlam. Hij kreunde en sloeg zijn handen voor zijn ogen. Hij liet zich op zijn knieën vallen. "Nee...!" schreeuwde hij. Hij schreeuwde nog eens en schudde met zijn hele lichaam.
Toen voelde hij een hand op zijn schouder en hoorde hij zijn naam. "Schreeuw je -nee- tegen de zon?" Naast hem stond de abt, de vader van de schiermonniken. Hij hielp hem opstaan en keerde hem naar het dieprode schijnsel van de ondergaande zon.
"Wil je dat licht niet zien?" "Ik wilde het Licht der Wereld zien." "En het in je koffertje meenemen? Is het dan zo donker om je heen?" De abt pakte zijn hand en leidde hem terug naar het klooster.

(c) Truus Harkes

Terug naar de index van teksten

 


Ongewijzigd sinds 1 oktober 1996
© Marten Hoekstra
Onderdeel van
http://www.xs4all.nl/~marten