Het leek wel een doolhof. Opnieuw moest ik foutgelopen zijn. Ik begreep er niets van. Keer op keer had ik op de kaart van de stad gekeken en het moest toch hier zijn... In plaats van de zijstraat die ik verwacht had was ik plotseling op een klein pleintje uitgekomen. Allerhande mensen liepen er rond. Ik keek om me heen en schoot een van de voorbijgangers aan. "Dag meneer. Kunt U mij misschien vertellen waar de Avondschemerstraat is?" De man die ik had aangehouden keek me verbaasd, zonder iets te zeggen, aan. "Ik zoek de Avondschemerstraat. Of beter nog het onderzoekslaboratorium." "Oh, het Instituut. U bent zeker gestuurd door de Firma. Dat is heel makkelijk te vinden. U gaat daar aan de overkant dat poortje in en dan is het Instituut direct aan uw linkerhand." Groetend vervolgde de man zijn weg.
Het gebouw dat de man met de grootse aanduiding 'Instituut' had aangewezen bleek meer een oud, vervallen gebouw. Bij de deur prijkten diverse bellen met verschillende naambordjes. Na enig zoeken vond ik wat ik zocht: 'Dr. Bienvenu. psycholoog - vierde etage'. Ik drukte op de bel. Heel in de verte klonk een geluid. Het leek meer een gong dan een bel. Na enige tijd ging de deur open. Het leek niet alleen een oud huis. Het was een oud huis.
Achter de deur was het donker. Een vaag licht ergens achterin duidde de plaats van een trap aan. Ik zag verder niets, maar ik zou hebben durven zweren dat ik een rat hoorde wegschieten. Achterin aangekomen bleek de trap wel enigzins verlicht. Naast de trap hing een spiegel. Automatisch keek ik even of mijn haar en mijn kleren nog goed zaten. Ik moest tenslotte een goede indruk maken. Vol goede moed ging ik naar boven. Ook het huis leek een doolhof. De trap kronkelde en er waren diverse overlopen, zodat soms niet duidelijk was of ik op een etage was aangekomen of nog tussen twee etages in was. Op wat ik dacht dat de vierde etage was ging ik de gang in. Ik had goed gegokt. Ik zag direct het naambordje van de dokter. Ik zocht een bel naast de deur, maar nog voor ik goed en wel gekeken had ging de deur al open. Een man met warrig wit haar en een ouderwetse halve bril stond in de deur. "U bent gestuurd door de Firma? Komt u binnen." Het leek wel of hij had geweten dat ik zou komen. Wat vreemd was, want ik had toch echt geen afspraak gemaakt.
Mijn sollicittiegesprek bij de Firma was eenvoudiger verlopen dan ik gedacht had. Na een aantal tests en een gesprek was ik eigenlijk direct aangenomen. Als laatste onderdeel zou ik alleen nog een psychologische test moeten ondergaan. "Althans, psychologische test," had men mij gezegd, dat is eigenlijk niet het goede woord. U lijkt ons uitstekend geschikt. Maar wij moeten toch weten hoe u hier zal gaan functioneren. Nietwaar?"
De man met het witte haar was mij voorgegaan naar een kamer. "Zo we zullen eens kijken of U een goede toekomst bij ons zal gaan hebben, meneer...?" Hij fronste zijn wenkbrauwen of hij geïrriteerd was dat hij mijn naam was vergeten. "Sorry dat ik me nog niet heb voorgesteld," begon ik, "mijn naam is...." Hij maakte een ongeduldig wuivend gebaar en ik zweeg verbaasd. De man had zich naar een muur gekeerd die vol stond met archiefkasten. Hij maakte een soort automatisch gebaar om een kast open te trekken, maar liet zijn arm zakken. "Dat kan toch niet", dacht ik hem te horen zeggen. Hij draaide zich weer naar mij toe en keek mij lang aan.
"Ik ken u niet," zei hij half beschuldigend. "Zo kan ik toch niet werken." Toch weet ik zeker dat men u naar mij gestuurd heeft," dat laatste leek hij weer half binnensmonds te zeggen. "Heeft U dan een dossier over mij?" vroeg ik verbaasd. "Maar natuurlijk," zei de dokter. "Hoe zouden wij anders moeten weten of U bij ons wel op de goede plaats bent, of u bij ons ook maar iets zinvols gedaan heeft. Of zult gaan doen. Ach, wat maakt het ook uit. Ik moet zeker in de war zijn. Wat was Uw naam ook weer?" Als dit niet het protopype was van de verstrooide professor, dan wist ik het ook niet meer. Zonder verder commentaar stelde ik mij nu dus voor.
Opnieuw keek de man mij lang aan, met een duidelijk twijfelende blik. Maar hij haalde uiteindelijk zijn schouders op en trok achter zich een archiefkast open. IJverig begon hij door diverse dossiers te bladeren. Misschien was zijn archiefsysteem niet erg goed geordend. Hij bleef tenminste lang zoeken en werd duidelijk geïrriteerd dat hij mijn dossier niet kon vinden. Met een klap gooide hij plots de archiefkast dicht en greep naar de telefoon op zijn bureau. "Met de Firma? Geef mij de afdeling sollicitaties." Er volgde een verward gesprek. Om niet de indruk te wekken dat ik zijn telefoongesprek afluisterde keek ik wat om me heen.
De kamer was groot, en werkelijk volgestopt met archiefkasten. In een wand zat een doorgang waardoor ik een stukje zag van een andere kamer. Ook vol met archieven. "U weet het zeker?" hoorde ik de dokter in de telefoon zeggen. "Volgens mij heeft u het mis, maar ik zal nog eens kijken...".
Hij legde de hoorn neer en liep naar een andere kast waar hij ook weer uitgebreid in ging zoeken tussen stapels dossiers. Na enige tijd zag ik hoe hij zijn schouders ophaalde. Hij keerde zich om, sloot de archiefkast zorgvuldig af en ging weer achter zijn bureau zitten. "Mijnheer, U heeft geen enkele toekomst. U kunt niets voor ons betekenen. Goedendag." Het was nu mijn beurt om mijn geduld te verliezen. De man was nog warriger dan zijn uiterlijk deed vermoeden. "Moet dit een psychologisch onderzoek voorstellen? Door het hoofd van de afdeling personeelszaken ben ik feitelijk al aangenomen. Dit zou slechts een wassen neus zijn. Of denkt u soms dat u leuk bent met een John Cleese-achtige act." "Mijnheer, stoort u mij niet langer. Uit ons materiaal blijkt dat het eigenlijk onmogenlijk is dat ik hier met U zit te praten. Waarschijnlijk heb ik iets verkeerds gegeten. Gaat u weg." Als ogen hadden kunnen doden... Maar ik hield mij in. Zonder nog iets te zeggen stond ik op en liep de deur uit. Nog steeds woedend liep ik de trap af. Dit zou ik niet op mij laten zitten. Ik zou naar de personeels-chef gaan bij de Firma en precies vertellen hoe ik behandeld was. Ik... Wat voor firma was het ook al weer. Wat zou ik... Wie... Beneden aan de trap keek ik opnieuw in de spiegel, maar eigenlijk al voor ik keek, wist ik dat ik er niets in zou zien.
(c) Mark van Dongen
Terug naar de index van teksten