Dan ga ik nu mijn stokpaard rijden
om door de stilte heen te breken
en mij te goed te doen
aan welbekende vormen.
In geur en kleur
dreun ik de uitgesleten paden op.
Ik ratel rap mijn dubbele tongen los.
Mijn stokpaard heeft het schuim al om de bek
ik slik.
De stilte stokt.
Een lege woordenbrij doemt voor de hoeven op
ik struikel
Het stokpaard zucht, loopt leeg.
Ik buig het hoofd en snik:
Dit opgeblazen ding,
ik was het zelf en hielp het uit zijn lijden.
(c) tekst: Truus Harkes
Terug naar de index van teksten