1


DE WANNE





"Ik stap af. Ik stap af. Ik stap af..." Het ging niet, ik kon niet eens meer afstappen. Elke keer als ik in mijn hoofd het woordje 'af' beklemtoonde, drukte ik met mijn hele gewicht en met alle kracht op de pedalen. De helling van De Wanne stijgt gemeen en pijnlijk. Elke keer als ik de trapper van mijn fiets naar beneden druk is het of er messen in mijn kuiten snijden, ik krijg visioenen van mijn pezen die losscheuren van mijn knie. Pijn. Ik wil afstappen, maar ik kan niet. Langzaam, trap voor trap ga ik verder in de beklimming.

Ik heb het idee dat als ik mijn been over het zadel zal zwaaien om af te stappen dat mijn fiets direct achteruit de helling af zal rijden. Ik durf gewoon niet af te stappen.

"Ik stap af. Ik stap af..." In deze kadans stijg ik steeds verder. Ik zie hoe zweetdruppels van mijn voorhoofd op het wegdek druppelen. "Iemand die na mij komt zal zo mijn spoor kunnen volgen," gaat het door mijn hoofd. De zon brandt, het is bloedheet. Maar ik weet dat ik ook zonder die temperatuur even hard zal zweten. Voor mij zie ik de weg onder de bomen van een bos verdwijnen. Wat zal het lekker zijn om straks in de schaduw te zitten. Weg van de zon. Naast mij zie ik andere fietsers. Althans, fietsers... Zij zijn er wel in geslaagd om af te stappen. Ik zie aan hun manier van bewegen dat het zelfs lopend met de fiets aan de hand zwaar is om omhoog te komen. En tegelijk constateer ik dat ik blijkbaar toch sneller ga dan die lopers. Ik haal ze tenslotte in.