2


Dat was maar goed ook, want mijn moeder kon over haar kroost geen kwaad woord horen. Onze buurman, een onbehouwen, kreupel gedrocht, beging eens de fout om zich hardop af te vragen hoe zo'n knappe vrouw aan drie van die mormels was gekomen. Hij bekocht dit met een schop tegen het been dat nog gezond was, zodat hij voortaan aan beide zijden hinkte. Wie aan ons kwam, kwam aan mijn moeder. Dat was nog eens overzichtelijk.

Nu moet ik er eerlijkheidshalve bij vertellen dat wij niet uitgesproken representatief waren. Door een genetisch misverstand waren wij alle drie gezegend met een lui oogje. Mijn zusje zag bijna niets en mijn broer en ik loensden. Wij liepen dan ook van jongs af aan rond met afgeplakte brilletjes. Als piraatjes, vond mijn moeder; als een debiel, vond ik zelf. Afgezien daarvan wekten wij alle drie de overtuigende indruk dat wij net uit de vuilnisbak waren gevist. Mijn moeder heeft het er af en toe wel eens over dat ze er maar niet in slaagde om ons schoon te houden. Het is maar om u een idee te geven.

Mijn ouders woonden koud een jaar in Duitsland, toen ik de schoolplichtige leeftijd bereikte. Terwijl mijn broertje en zusje nog ongehinderd door de modder rolden, werd ik geacht om nuttige dingen te gaan leren, maar het zwerversbestaan had mij niet bepaald toegerust voor een schoolcarrière.; Ik kende als vijfjarige het woord "welterusten" in diverse talen, maar sprak geen woord Duits, laat staan Beiers. Ik had natuurlijk gewoon kunnen weigeren naar school te gaan, maar zover was de democratisering in ons gezin nog niet doorgedrongen. Mijn ouders hadden weliswaar van een anti-autoritaire opvoeding gehoord, maar vonden die nieuwlichterij maar niets.

Dit neemt niet weg dat mijn ouders er nog een harde dobber aan hadden om me in het schoolbankje te krijgen. Daar stond ik dan, als een ezeltje dat niet van plan was zich nog eens aan dezelfde steen te stoten, achter me de reddende auto van mijn ouders, voor me een angstaanjagend, grijs gebouw en daartussen een ellenlang pad dat rechtstreeks leidde naar het hol van de leeuw. In de achterhoede slaakten mijn ouders bemoedigende kreetjes. Het was didactisch niet verantwoord me naar binnen te dragen. Per slot van rekening was ik nu een grote meid en kon ik best wel op eigen kracht het lokaal bereiken.