2


Een dag voor mijn zeventiende verjaardag kwam Simon, die inmiddels getrouwd was, langs. 'Kijk eens wat ik hier heb. Lelijk hè' Het was een slaapzak, een glimmend zachtroze geval. Afgrijselijk. 'Heeft mijn vrouw voor haar verjaardag gekregen, dus ...' 'Ruilen!' vulde ik enthousiast aan. 'En dit keer maken we er iets speciaals van, omdat je morgen jarig bent. Tante Ada!' Eigenlijk was Ada geen echte tante, maar een kennis van mijn ouders. Een rondborstig type, dat teveel parfum gebruikte en na een paar advocaatjes steevast naar mijn vader begon te lonken. Tante Ada was al drie keer getrouwd geweest. Dol op mannen en ook nog op iets anders: wintersport.
En dus brak ze een been en kreeg ze van het Groene Kruis een mooie rolstoel. 'Jij rijdt', zei mijn broer. We begaven ons welgemoed op pad.

Over aandacht hadden we onderweg niet te klagen. Simon maakte spastische bewegingen met zijn benen, trommelde op de slaapzak die hij op schoot had genomen, kwijlde bij tijd en wijle, en voorzag alles wat we tegenkwamen van kernachtig commentaar. 'Hond', riep hij. 'Ikke aaien. Hond lief.' Zo schoten we niet erg op, maar eindelijk kwam het beddenpaleis in zicht.

Mijn broer floot goedkeurend toen de verkoopster op ons af kwam. 'Je bent gestoord, hufter', siste ik in zijn oor.
'Kan ik u helpen?'
'Dat kunt u zeker', zei ik. ,Ik wil deze slaapzak ruilen. Simon wil liever een rode.'
'Rode', bevestigde mijn broer, voor de zekerheid kwijlend.
'Dat is geen probleem. Heeft u het bonnetje bij u?'
'Uiteraard. Simon, geef de juffrouw het bonnetje.'
'Rode', zei mijn broer.
'Ja, Simon, die krijg je. Het bonnetje. Zit in je jaszak.'
'Rode. Mooi', antwoordde hij en grijnsde debiel naar de verkoopster. Ik besloot hem te wurgen. Straks. Hij zocht onhandig in zijn zakken en maakte van de gelegenheid gebruik om met zijn vrije hand obscene gebaren te maken. Maar eindelijk had hij het gevonden. 'Bonnetje!' riep hij trots, stak het in zijn mond, kauwde een paar keer en slikte het door. Hij trok een vies gezicht.
'Wat doe je nu, Simon. Dat moest je aan de juffrouw geven, niet opeten.'