2


Ik vind dat ze zo langzaamaan moeten gaan slapen, want dat hebben ze zolang ze hier in het ziekenhuis zijn nog niet gedaan. "Als jullie nu eens naast elkaar gaan liggen en gaan slapen, zoals dit", zeg ik terwijl ik de vorken uit elkaar trek en ze 'lepeltje-lepeltje' ophoud. "Nee", krijst de jongste terwijl ze opspringt. Veel verder dan dat komt ze niet, ze valt achterover. De ogen open maar volstrekt stil ligt ze op haar rug, ik voel haar pols, niets. Dan steek ik de vorken weer met de tanden in elkaar en de jongste knippert met haar ogen en richt zich op. "Wil je dat nooit meer doen?", fluisterend.

"Okee, dit moet de dokter zien", zeg ik en ik steek de vorken in mijn zak. "Nee", krijst nu de oudste terwijl ze opspringt. Ik geef haar de vorken terug en ze steekt ze haastig onder het dek van het bed. Snel vervolg ik mijn ronde.


Het is drie uur in de nacht als het me opeens allemaal duidelijk wordt. Als in een B-film hol ik door de verlaten en slechtverlichte gangen. Ademhaling en hartslag galmen, in mijn hoofd, in de gangen. Op de kamer tref ik het bed aan, in volledige stilte ligt daar de jongste, alleen. De ogen geopend, en -zoals ik al vermoedde- geen pols. De ogen zijn met geen mogelijkheid te sluiten, hoe vaak en driftig ik het ook probeer.

Deemoedig meld ik me bij de dokter die de medische leiding heeft. Ze is niet eens kwaad, wel bitter. "Dat is nou juist je taak als assistent: waarnemen en onmiddellijk melden bij mij wanneer je iets ziet. Dan hadden we nog kunnen ingrijpen." "Jij was de eerste die contact met ze had, ze hadden nog met niemand willen spreken. Jij ontving de sleutel tot hun casus, en je gaf die meteen weer terug."