2


Kleine spanningen deden zich voor. Spanningen die discussies werden, want mijn geest bleef ook tegen haar redeneren. De discussies werden ruzies. En die ruzies deden ons allebei pijn. We wisten beiden dat het eigenlijk om futiliteiten ging. Dat het onzin was. Maar de spanning bleef. Maar toch, na elke ruzie maakten we het snel weer goed. Onze liefde kon echt door niets kapot gemaakt worden. Ook niet door mijn geest. Ook al was mijn geest steeds weer met zijn eigen gedachten bezig, mijn hart hield hem stevig onder controle. Onze liefde werd ook geen moment kleiner. We wisten dat we elkaars hart volledig konden vertrouwen. En dat maakte alles weer goed. Ook als we elkaar weer pijn hadden gedaan.

Maar nu zal ik alles definitief goed maken. Ik zal een brief voor haar achterlaten. Waarin ik zal zeggen dat ik zielsveel van haar hou. Vervolgens zal ik mezelf ophangen, midden in de kamer.

En zo zal ze me vinden.
Ze zal dat nooit kunnen vergeten en mijn geest zal altijd bij haar zijn.

(c) tekst: Mark van Dongen