4


Nog geen blaren, maar het scheelt niet veel. De familie stelt zich op in een keurige rij om het gelukkige paar de huwelijkscadeaus te overhandigen. Bakjes voor in de magnetron en verdomd, hij zit er bij: de keukenmachine met een heleboel hulpstukken. Een jochie van een jaar of acht sjokt moedeloos langs familie, vrienden en bekenden om hen het gastenboek te laten tekenen. De zweetplekken staan onder zijn oksels. Hij komt niet op het idee om zijn colbertje uit te trekken. De sfeer is landerig. Het is veel te warm om uitbundig te doen, behalve dan die ene tante die mij tijdens het plaatjes schieten voor het gemeentehuis vroeg wat mijn favoriete biermerk was. De Koninck, had ik geantwoord, iets wat kennelijk niet de bedoeling was. En als ze dat niet hebben? Dan maar Grolsch, had ik gezegd. Toen had ze op bekakte toon gelachen. Nooit gedacht dat mensen dat konden, bekakt lachen, maar zij kreeg het voor elkaar. Ze had niet gemerkt dat haar ijsje over haar mouw drupte.

Op de eerste repetitie kwam Anna maar een half uurtje te laat, nog voor Anton. Een tekst, dat moest geen probleem zijn, maar dat viel tegen. En hoe noemen we ons? Tja, laten we eerst nog maar eens wat te drinken nemen. Dat hielp, de groepsnamen vlogen over tafel, maar de tekst schoot niet erg op. Het eerste couplet, of nee, de eerste regels daarvan stonden vast en het refrein was makkelijk. De repetitie was geëindigd in meligheid, waanzin en chaos. Het was gezellig geweest en we hadden nog alle tijd. Ja toch?

In het restaurant, het volgende onderdeel van het draaiboek, komt de stemming er niet echt in. Het eten is duur, maar lauw. De gedienstige ober loopt af en aan en vergeet na mijn eerste gebaar niet meer om mijn wijnglas bij te vullen. Elke gang kondigt hij in een heel apart soort Frans aan. De vader van Eisso heeft zich in een smoking gehesen en houdt een opwekkend bedoelde toespraak over de upgrading van Anita van woondochter tot schoondochter. Mijn hielen staan inmiddels in brand en op het toilet trek ik even mijn schoenen en sokken uit om mijn voeten te kunnen koelen onder de kraan. Het helpt, maar niet voor lang. Tussen de gangen door wordt geanimeerd over niets gepraat. Ik knik op de juiste momenten en glimlach een enkele keer. Niemand heeft door dat ik maar aan één ding denk: mijn halfhoge zwarte laarzen; soepel, ruim en ingelopen.