3


Honderdzestig kilometer had ik nu achter de rug. Ik had al gehoord dat de echte hellingen pas zouden komen vanaf De Wanne. Voor deze helling was een afdaling van bijna tien kilometer lang geweest. Een flauwe afdaling op een brede autoweg zodat je ruim overzicht had in alle bochten en nergens hoefde bij te remmen. Maar plots hadden daar mensen van de organisatie gestaan met gele vlaggen in de hand: rechtsaf slaan! Ik was al gewaarschuwd. Bij de afdaling had ik natuurlijk in mijn grootste versnelling gereden. Nu in de bocht ramde ik eerst de ketting op mijn kleinste voorblad en schakelde ik vervolgens razendsnel van mijn kleinste- naar mijn grootste achterblad. In één keer van 52-14 naar 42-28. En dat was wel nodig ook. Direct na de bocht was de helling begonnen. Gemeen stijgend van het begin af aan. Meteen was het vol op je pedalen staan.

Rukkend aan mijn stuur ging ik omhoog. Direct sprong het zweet door de plotseling krachtsinspanning je poriën uit. Verder, verder... Volhouden. Doorgaan. En daar was na een bocht plotseling de top. Was dat nu alles? Had iedereen daarom nu zo vol ontzag over De Wanne gesproken? Het was steil geweest, goed. Maar al met al toch nauwelijks langer dan de helling van het Kopje van Bloemendaal. Zoef! Ging het al langs een smal, steil weggetje naar beneden.

Weer een bocht.

En toen was het pas echt begonnen. De Wanne had eerst een voorproefje gegeven. Maar nu gaf hij niets meer, nu nam hij alleen maar.