4
"Ik stap af, ik stap af." De kadans bleef mijn benen ronddrijven. Eindelijk onder de bomen. Nu had je ook meteen een overzicht op de weg die eerst in het duister gehuld leek.
Heel in de verte, na een lange helling was weer een bocht. De echte top? Zwabberend en stampend ging ik door. Ongetwijfeld is een fietsframe beweegbaar als een harmonica. Telkens trok ik bij een trap het stuur helemaal naar me toe, om daarna het voorwiel weer naar voren te duwen. Vol bewondering keek ik naar de gespannen spieren van mijn bovenbenen en kuiten. Hard stonden ze, als kabels. Je zou er een spijker op krom slaan.
Pijn. Ik kon nog steeds elke pees aan mijn knie voelen trekken. Wielrenners moesten wel masochisten zijn. Dat kon niet anders. Gewone mensen zouden allang opgehouden zijn.
Help! Dit was niet de top. Verder en verder kronkelde de weg omhoog. Ging het nu toch iets minder steil? Of was dat verbeelding? Bij dit soort tochten schakel je echt je verstand uit. Hoelang duurde de beklimming? Ik zou het nooit te weten komen. Alleen plots, na de zoveelste bocht zie je mensen staan te praten en te eten, met de fietsen tegen een hekje geplaatst. Nog honderd meter, vijftig. Ik ben er.
Op zo'n moment ben je gelukkig. En trots. Ik heb het gehaald en ik ben niet afgestapt zoals zoveel anderen.
Even een slokje isostar en dan weer verder. Nu de afdaling.
Beneden zal de volgauto staan te wachten met eten en drinken.
Zoef! Zonder te trappen gaat het verder. Hard gaat het. De afdaling lijkt nog steiler dan de beklimming. Net onder de top heb je het gevoel dat je voorover over het stuur naar beneden zal vallen. Voortdurend moet ik voluit in mijn remmen knijpen.
De bochten zijn steil en onoverzichtelijk. Het is maar een smal weggetje en er kunnen tegenliggers aankomen.