5


Eindelijk een langer recht stuk. De remmen los en hup: snelheid. Heerlijk. In de verte zie ik de volgende bocht naar rechts. Een rotswand aan de ene kant een ravijn aan de andere.

Ik zal alvast maar iets bijremmen. Ik knijp in mijn remmen.

Niets. Ik knijp met al mijn kracht. Geen reactie. De remblokjes pakken niet. Steeds sneller zie ik de scherpe bocht en het ravijn dichterbij komen.

Bang, angst, paniek. Mijn zweet is plotseling koud geworden.

Waar ik nu rij is naast de weg een ondiepe greppel vol met struiken. Ik moet mezelf van de weg afsturen. Die greppel is duizendkeer beter dan dat ravijn. Ik doe het. "Nee, nee, niet doen. Je vliegt over de kop!" gilt een angstig konijn in mijn achterhoofd. Twintig meter voor het ravijn vlieg ik bonkend de greppel in. Twijgen striemen mijn benen en ik kom tot stilstand.

Niets aan de hand. Maar ik kan mijn benen niet stilkrijgen. Ik tril over mijn hele lichaam.

Hoe is het met mijn fiets? Zo te zien niets aan de hand. En de remmen? Oh, shit. De remblokjes zijn bijna tot op de draad op. Geen wonder dat ze niet meer werkten. Gelukkig heb ik altijd reserve bij me. Ik monteer ze op mijn fiets en uiterst voorzichtig vervolg ik de afdaling.

In Stavelot staat de volgauto. "En, hoe ging het?" "Och, ging wel. Ik ben in ieder geval fietsend boven gekomen." Het is nog negentig kilometer naar Luik, weet ik . De Wanne was slechts de eerste van acht steile beklimmingen. De ergste, de Redoute komt nog.

(c) tekst: Mark van Dongen