6
Ook dit blad weigerde hardnekkig zijn inhoud prijs te geven. Beelden, beelden, beelden. En de bijbehorende geluiden. Het piepen van de remmen van de auto die door rood was gereden en ons bijna had geschept. Anneke was woest geworden en had de bestuurder verrot gescholden. Het was verbazingwekkend en een tikkeltje beangstigend. Met gebalde vuisten stond ze bij het portier en het had er alle schijn dat ze de man achter zijn stuur vandaan zou gaan trekken om hem op zijn gezicht te slaan. Een ongeluk toen ze klein was. Aangereden en haar arm gebroken. Dat manlief recht had op een auto van de zaak vond ze maar niets.
"Goedenavond, uw plaatsbewijzen alstublieft." "Die heeft zij", zei ik, naar Anneke wijzend. Een lach op het gezicht van de conducteur. Begrijpend, wetend. Vernedering.
Verkocht. Alstublieft, mevrouwtje, één man om mee te spelen.
Rookt, drinkt, verder geen drugs. De prijs? Die geef ik wèg;, mevrouwtje. Inpakken is zeker niet nodig, hè? "Roosendaal", zei Anneke. "Wat?" "We zijn in Roosendaal." "Oh." Nog een uur vrijheid. Dan: een drankje in de stad, hotel, het bed.
Ogen, glanzend.
Vrijheid. Heel langzaam had ze de buit binnengehaald. Als een karper, niet trekken aan de lijn, dan ben je hem kwijt.
Geduld, de tijd nemen. Daarna: het leefnet. De buitenwereld blijft zichtbaar, maar je kunt er niet heen. Aan alles is gedacht: eten, drinken, het strelen van het ego. Blijf voeren en de mazen worden te klein voor een ontsnapping. De blik raakt vertroebeld, het net een onderdeel van het gewone.
Gevangen zonder nog te beseffen gevangen te zijn. Schijnbaar elkaars gelijken. Onafhankelijk. Het had gewerkt, maar haar ogen hebben de mijne geopend. Het net is nu niet meer te ontkennen. Overspel is liefde geworden. De muziek is gestopt, de dans afgelopen. Haar begin zal het einde zijn.
(c) Hans Werksman