4
Herr Huber had ook heel goed in het Pruisische leger gepast, maar door een misselijke grap van Vadertje Tijd was hij voor een schoolklas terecht gekomen aan het eind van de jaren zestig. De eerste man landde op de maan en de Beatles zongen "all you need is love", maar herr Huber hanteerde de liniaal met verve en was in dat opzicht een rots van discipline in de branding van moreel verval. De grootste indruk heeft in dat verband het ochtendritueel bij mij achtergelaten. De leerlingen liepen in ganzenpas het lokaal in en posteerden zich achter hun bankjes. Herr Huber stond al achter zijn lessenaar, hoofd rechtop, borst vooruit en wijsvinger aan de broeknaad. Alsof een onzichtbare dirigent zijn stokje hief, klonk het unisono uit de kindermondjes: "Gutenmorgen, Herr Huber." De meisjes maakten een "Knicks", een elegant gebaar, waarbij zij de rechtervoet voor de linker zetten, licht door de knieën veerden en vervolgens terugkeerden in de uitgangspositie. De jongens maakten een "Diener", waarbij zij hun voeten naast elkaar hielden en een buiging vanuit het heupgewricht maakten. Daarop volgde een minzaam "Gutenmorgen, Kinder" en mochten wij gaan zitten.
Tijdens de les volgde de inspectie. Lydia, een enigszins mollig en morsig meisje, was steevast de lul. Terwijl zij ingespannen over haar schriftje gebogen zat, dook Herr Huber achter haar op, snoof lichtjes met zijn onberispelijke neus en velde dan zijn oordeel: "Je stinkt. Zeg je moeder dat ze je ondergoed vaker moet verschonen." Ik vond dit een buitengewoon onsympathieke houding en besloot ter plekke om zo snel mogelijk volwassen te worden. Tegenwoordig lees je wel eens dat opvoeders door kinderen mishandeld worden, maar in mijn tijd had je maar gewoon af te wachten totdat je wraak kon nemen. De afkeer die ik voor mijn leraar voelde, was volkomen wederzijds. "Die Marjan, die traumt, die wird nie was", placht hij uit te roepen. In dat opzicht had hij nog gelijk ook. Na twee jaar lagere school was ik voldoende getraind om onder alle omstandigheden met mijn gedachten elders te verwijlen, waardoor ik de meeste tijd onkwetsbaar afwezig was.
De meeste pesterijen zijn me waarschijnlijk ontgaan en als ze al tot me doordrongen, dan was er altijd nog mijn moeder om me te troosten en te beschermen. Zodra ik, zo eens in de maand, aan het thuisfront had gemeld, wat Herr Huber me nu weer had aangedaan, kwam mijn moeder verhaal halen. Dan was het feest in de klas. Mijn klasgenoten voelden