2


Velen na haar hadden hem lief en hij had velen lief. Hij bood onderdak aan hulpelozen, aan vluchtelingen en aan verliefden, terwijl hij dan deed of hij zedig de andere kant op keek, maar dat hadden ze toch niet in de gaten.
De jaren gleden voorbij in een onopgemerkt tempo, hoewel hij merkte dat er steeds meer kinderen nodig waren om in een kring rond hem te kunnen dansen.

De wereld werd kleiner. De huizen kwamen steeds dichterbij, en op een dag was hij een deel van het dorp geworden.
Hij was het middelpunt en in die functie gaf hij wijze raad aan wijze mannen. Maar de wijze mannen werden oud en stierven, en niemand wilde meer iets weten. Hij kwijnde een beetje weg, bekommerde zich niet meer zo om het leven in het algemeen en veronachtzaamde zich nogal.
Toen hij eindelijk weer eens om zich heen keek, bleek het dorp een stad geworden te zijn.

Velen leefden er hun levens, opeengepakt, zich niet bewust van zijn nieuwsgierige blikken. Hij ging zo op in het kijken naar anderen, dat hij eerst niet eens in de gaten had dat er ook iemand naar hem keek; achter een hoog raam, zo dichtbij dat hij hem bijna kon aanraken, zat een man aan een tafel. Die man keek naar hem, de hele dag; hij had een schrijfmachine voor zich staan waar hij soms ineens met driftige bewegingen op begon te tikken. Dan keek hij even niet. En zo ging dat dag in, dag uit. Als de man een heleboel vellen volgetikt had deed hij ze in een envelop en ging naar buiten. In het begin kwamen die enveloppen steeds weer bij hem terug, in de groene bak bij het tuinhek. Later kwamen er alleen kleine enveloppen; toen de man die openmaakte, nog bij het hek, begon hij te dansen en maakte van pure vreugde een koprol in het gras.

Vanaf die dag sprak de man tegen hem; over schoonheid en inspiratie, over het weer, over zijn nieuwe boek en, enigszins schuldbewust, over de prijs van het papier. Hij begon de man zeer te waarderen; hij genoot van zijn verhalen en knikte af en toe instemmend, om hem aan te moedigen door te gaan. Onder al die aandacht bloeide hij op; zozeer zelfs, dat het tuinhek het onderspit moest delven, en hij een stuk straat het zijne ging noemen.