4
Hij schoof de kist met kleding van zijn vader terzijde, het was de laatste losstaande doos of kist die op de zolder stond.
Er bleef alleen nog een een kast over om te onderzoeken. De kast stond in de verste hoek van de zolder, daar waar het licht ternauwernood doordrong.
Ook de kast was op slot, bovendien stak er geen sleutel in.
Het was maar goed dat hij de hamer en schroevendraaier van zijn vader nog steeds bij zich had. De kast, stevig en uit echt massief eikehout opgetrokken, gaf zich echter veel minder snel gewonnen dan de kist die hij zojuist had geopend. Hij had het benauwd op de bedompte zolder, eigenlijk was hij altijd al een beetje allergisch geweest voor stof, en het begon al laat te worden. Toch wilde hij ook dit laatste obstakel slechten voor hij ging slapen, het zou zijn gemoedsrust zeker ten goede komen. Hij wilde niet een hele nacht wakker liggen, denkend aan wat er zich in de kast zou kunnen bevinden.
Het zweet brak hem uit toen hij de schroevedraaier tussen de kastdeuren zette en begon te wrikken zonder dat dat enig resultaat had. Hij pakte de hamer erbij, plaatste de schroevedraaier ongeveer ter hoogte van het slot in de eikehouten sponning en begon er als een bezetene op te slaan.
Na wat een eeuwigheid leek begaf het slot het en de deur sprong open, de planken die verschenen waren allen leeg.
Nu kon hij veel gemakkelijker de andere deur openen. Na een paar ferme tikken met de hamer op de schroevedraaier sprong ook deze open: in dit gedeelte van de kast een plank met daaronder een stang waar een aantal lege klerehangers aan hingen. Het moest een oude klerenkast geweest zijn, concludeerde hij. Met zijn schroevedraaier lichtte hij nog de beide bodemplaten, maar ook daaronder trof hij niets anders dan stof aan. Voorzover dat na zijn sloopwerk nog mogelijk was sloot hij de kast en hij schoof alle kisten en dozen weer in hun oorspronkelijke positie.De wind die zich een weg baande langs het zolderraampje en de dakrand deed het peertje dat er hing heen en weer slingeren.
Terwijl hij de zoldertrap afdaalde keek hij nog eenmaal om, voor hij naar bed zou gaan. Met een laatse slingering verlichtte het peertje de hoek waarin de lege klerenkast stond. Nu eerst zag hij het: achter de kast weken de spanten wat verder terug, de kast stond voor een kleine nis.
Hij wist dat hij niet eerder rustig zou kunnen slapen dan dat hij ook die nis had onderzocht. Hij liep weer terug naar de klerenkast en probeerde deze te verzetten. Het ding was echter loodzwaar en liet zich geenszins verslepen, bovendien bleek dat iemand de kast met twee hoekijzers aan de houten vloer had vastgeschroefd.