2


bebouwen thans zijn land, maar van de verkoolde resten van het huisje en van het stuk houtwal erachter blijven ze weg. Het bijgeloof dat de geest van iemand die vermoord is je in gelijke munt zal terugbetalen is daarvoor de belangrijkste reden.

Als je bij een bepaalde windrichting de houtwal goed bekijkt dan trekken er verschillende soorten bewegingen door het bladerdek. In flarden mist lijkt soms een schim uit de Viers'wal te voorschijn te komen waar deze onderbroken wordt door een mansdiepe greppel. Het is een schaduw met gekromde rug en hangende armen, gelijk een gorilla, die in een vloeiende beweging in de voortzetting van Viers'wal verdwijnt. De bewegingen in het bladerdek trekken, opgejaagd door opnieuw een windvlaag, met de schim mee. Met Viers'wal en de houtwallen die er op uitkomen, hem kruisen of door slechts een greppel ervan gescheiden zijn beschikt de schim over een uitgebreid 'verbindingsnet' dat ondoordringbaar is en voor verplaatsing onbruikbaar. En toch lijkt het erop dat twee ogen je aankijken als je tussen Viers'wal en Zeveneik doorloopt. Twee ogen die zijn verdwenen als je probeert het stuk Viers'wal te doorzoeken. Je baant je met donderend geraas een weg door het kreupelhout. De schim is dan al geluidloos verdwenen. Zonder enig spoor na te laten.

De schim, een hij, kan juist omdat'ie zo diep voorovergebogen loopt zich vrijwel geluidloos voortbewegen in de houtwal. Hij maakt gebruik van het feit dat, vanwege het lichtgebrek, het struikgewas bij de grond een stuk minder dicht is. Zijn hangende armen zijn een goede hulp bij het opzij duwen van de takken. Het lukt hem om een zo hoge snelheid te halen, dat hij gelijke tred kan houden met windvlagen die door houtwallen jagen, goeddeels onopgemerkt. Wie hem dat geleerd heeft is onbekend, misschien is het Viers geweest. Hij verplaatst zich enkel in de houtwal en laat zich erbuiten niet zien, behalve om over te steken naar een andere houtwal. Een gewoonte die de oude Viers hem met geweld heeft aangeleerd.

De leeftijd van de schim is moeilijk te achterhalen. Zijn gezicht doet denken aan dat van een kleuter, rond met grote verbaasde, iets puilende ogen, een platte neus en een altijd openstaande mond omzoomd met dikke lippen. Zijn gekromde lichaam ziet er daarentegen gespierd uit, als van een jonge kerel. Hij gaat gekleed in slechts een oud vod, met moeite nog te herkennen als een jas van Viers, het is als laatste overgebleven uit diens