3


bewaarplaats. Het voedsel is al veel langer op en omdat Viers hem niets meer te eten brengt houdt de schim zich in leven met wat hij kan verzamelen in de houtwal. Bessen, knollen en lijken van kleine diertjes. Heel soms lukt het hem, na lang wachten en een snelle greep, een levend diertje te verschalken. Dat echter is een zeldzaam genoegen, maar als het lukt is het genoegen er des te groter om.

Als hij voldoende te eten heeft en het weer onrustig is, zodat hij zich ongemerkt kan verplaatsen, bespionneert de schim soms de mensen die rondom zijn wal wonen. De buren die nu het land van Viers bebouwen bespiedt hij het meest. Niet omdat hij op wraak uit is, zulke ideeën zijn te groot voor hem, maar een gevoel dat hij niet begrijpt en dat hij nog niet zolang kent trekt hem steeds vaker aan. Het lijkt vaag op het bijzondere gevoel dat hij heeft als hij een levend diertje heeft verschalkt.

Eerst is er het genot van de overwinning, het succesvol afsluiten van een moeizaam wachten. Dan is er natuurlijk de zalige dronk van warm bloed, iets dat alleen bij een verse prooi mogelijk is, anders is het bloed ofwel weggevloeid ofwel gestold. Tot slot is er het eten van de ingewanden, die bij lijken altijd al aan het rotten zijn, wanneer hij ze -aangelokt door de geur- weet te vinden, maar bij een zojuist gevangen dier heerlijk vers en smakelijk zijn. De spieren, het daadwerkelijke vlees, zijn prima bewaarbaar, ze blijven wel een dag of twee goed. Redenen voor een extatisch genot, waarin de schim zich een avond lang wentelt. Liggend in zijn uitsparing in de aarde, de prooi op zijn gezicht. Hij laat het bloed langs de lippen stromen, smeert de ingewanden over borst en buik uit en veegt ze vervolgens bijeen, onderwijl driftig zijn lid wrijvend. Grommend lacht'ie, het genot markerend, om daarna met nog een grijns op het gelaat in slaap te dommelen. Zie hem liggen in vree; Viers' zoon, een product van de verkrachting van dochter door vader. Een conclusie van verwrongen logica. Een mannelijke opvolger had de oude Viers niet en zijn vrouw was gestorven in het kraambed na bevallen te zijn van de dochter, zoals de dochter zou sterven in het kraambed na de geboorte van Viers' zoon.

In het struikgewas vlak achter de hut van Viers' buurman zit Viers' zoon en kijkt -met een enigszins opgewonden gemoed- naar de bewegingen om het huis. De dochters van de buurman ruimen het erf op, drek van verschillende beesten wordt opgeveegd, houten vlonders worden geschuurd en de ramen van het hutje worden schoongemaakt. Het is de