4
aanblik van de dochters die Viers' zoon steeds en onafwendbaar naar deze plek teruglokt. Na thuiskomst van de buurman, vergezeld door een zoon, verdwijnt het hele gezelschap naar binnen. Even later komt de oudste dochter naar buiten. Zij loopt recht op de schim af, die zich verschuilt bij een kleine inham in de houtwal waar de buren een latrine hebben gegraven. Met zorg manoeuvreert zij zich met haar rug precies naar het hutje toe, zij hurkt en trekt haar rok van voor hoog op. De schim kijkt recht tussen de benen van het meisje. Hij ziet het haar, maar er ontbreekt iets, haar pis komt rechtstreeks uit het haar. Als ze klaar is met pissen blijft het meisje zitten en trekt een rimpel in haar gezicht, ze kreunt een beetje. Dit kent de schim tenminste. Hij voelt zijn lid: hard. Hij doet zijn ogen dicht en wrijft zijn lid.
Plotseling klinkt er een gil, de schim doet zijn ogen open en kijkt recht in de verschrikte ogen van het meisje. Zij blijft als verstijfd zitten. Achter haar wordt de deur van het hutje opengegooid en de hele familie komt naar buiten gesneld. Even twijfelt de schim, dan springt hij naar voren en haalt uit. Als de familie bij de latrine aankomt is het meisje verdwenen. Met een grote sprong duikt de vader het kreupelhout in en ziet de omwoelde aarde, een sleepspoor leidt door het dichte struikgewas dieper de houtwal in.
Zijn achtervolging vordert traag. Het is al donker als hij in de verte een zacht gegrom hoort. Zo geluidloos als hij kan in de dichte begroeiing kruipt hij naderbij, het valt hem op dat hij dicht bij de grond minder last heeft van de takken, langzaam nadert hij een open plek. Zijn dochter ligt met de armen wijd uitgespreid, ze markeert het eind van het sleepspoor. Een donker figuur houdt haar hoofd aan het haar opgetild en onder steeds luider wordend gegrom rost hij met zijn onderlichaam op het hare in. Het gegrom van Viers' zoon gaat over in een klagerig geluid dat plots stokt als achter hem de vader van zijn prooi overeind springt waarmee deze in de takken verstrikt raakt. Als de vader zich heeft weten los te rukken ligt zijn dochter verlaten op de open plek.
Met moeite heeft hij haar uit de houtwal weten te bevrijden. Zijn dochter in de armen geklemd strompelt hij door greppels, akkers en moddervelden. Uitgeput is hij, wanneer hij het huis haalt, hij wankelt over de drempel, legt zijn dochter op tafel en valt op de knieën. Nu eerst, bij het licht van het vuur, ziet hij dat zijn dochter dood is. In haar nek zitten gaten van waaruit haar gezicht en bovenlijf met bloed zijn ingesmeerd. Uit haar rechterborst zijn